Willem Beijerinck Biologisch Station

Afname van insecten

  Verschillende recente onderzoeken in Duitsland en Nederland hebben aangetoond dat het aantal insecten schrikbarend aan het afnemen is. Kijken we naar de loopkevers van het Dwingelderveld die al meer dan 50 jaar door onze stichting worden gevolgd, dan is ook hier sprake van sterke afname. Belangrijke oorzaak hiervoor is de depositie van vermestende stoffen in het milieu waardoor vergrassing en dus een sterke verdichting van de vegetatie op de heide is opgetreden. Dit is nadelig voor loopkevers die een voorkeur hebben voor open vegetaties; een loopkever moet over de bodem kunnen lopen en moet niet hoeven klauteren door een oerwoud van grassen. goudrandloopkeverOp de heide zien we dan ook altijd een duidelijke toename van het aantal  loopkevers na plagwerkzaamheden of  natuurontwikkeling  (afgraven van landbouwgrond  waarna een kale, voedselarme bodem die langzaam  begroeid raakt). De neerslag van vermestende stoffen  op  de heide met als gevolg verzuring is ook nadelig   voor  de larven van loopkevers die in de bodem leven.  De zonnewarmte die alleen kan doordringen in de  bodem  als de vegetatie niet te dicht is, heeft ook een gunstig effect op de larven. De afname van loopkevers heeft natuurlijk ook  consequenties voor dieren die voor de  voedselvoorziening (deels) afhankelijk zijn van  loopkevers zoals patrijs en korhoen. In 2017 zijn in  Nederland (naar Engels voorbeeld) op akkers proeven  gestart met zogenaamde keverbanken. Dit zijn stroken  op een akker die wat hoger liggen dan de omliggende  akker en waar een gras en kruidenmengsel wordt  ingezaaid. Het aantal loopkevers en andere insecten op  deze keverbanken is veel hoger dan op de rest van de akker en biedt patrijzen en andere akkervogels volop voedsel. Patrijs Willen we  onderzoek doen naar de afname van  insecten dan moeten we bedenken dat elke  groep insecten zijn eisen stelt aan de    leefomgeving. De larven van libellen leven in  het water en zijn afhankelijk van een goede  waterkwaliteit. Vlinders, zweefvliegen, bijen,     hommels leven van nectar. Snuitkevers
  leven van plantensoorten die per soort weer  anders zijn. Onderzoek naar afname van  insecten zal dus altijd gericht moeten zijn op een bepaalde orde of familie. Ook zijn er binnen families grote verschillen in levenswijze.

Er zijn echter wel maatregelen die gunstig zijn voor insecten in het algemeen:



Uitbannen van landbouwbestrijdingsmiddelen
Als vermoedelijk belangrijkste oorzaak voor de afname naast de neerslag van vermeste en verzurende stoffen, worden de landbouwbestrijdingsmiddelen aangemerkt. Deze middelen die steeds effectiever worden hebben natuurlijk als direct effect een afname van insecten in de landbouwgebieden. Een negatief gevolg hiervan voor andere insecten en gewervelden is een afname van het voedelaanbod. Onderzoeken hebben aangetoond dat vooral neonicotinoïden (een vrij moderne groep bestrijdingsmiddelen die sinds de jaren negentig in gebruik is) zeer schadelijk zijn voor insecten maar ook voor andere dieren zoals de boerenzwaluw (foto rechts). Boerenzwaluw
De middelen zijn aangetoond in stuifmeel en in  nectar, blijken ook nog eens zeer persistent te zijn  en komen ook terecht in het oppervlaktewater. De  middelen kunnen ook toxische effecten hebben op  dieren die deze insecten eten (andere insecten en  gewervelde dieren). 
Gelukkig ligt er nu (april 2018) een besluit bij de  Europese Commissie om het gebruik van deze  middelen aan banden te leggen. We moeten  streven  naar een meer ecologisch verantwoorde landbouw zonder of met zo weinig mogelijk gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen.



Natuurontwikkeling

Er zijn insecten die gedijen bij schrale omstandigheden maar er zijn ook veel insecten die juist een wat voedselrijkere omgeving preferen vanwege de bloeiende planten die in dergelijke gebieden groeien. Zulke gebieden zijn er tegenwoordig nog maar weinig. Voor de tijd van de ruilverkaveling in de vorige eeuw waren er her en der in de landbouwgebieden stukken braak liggende percelen begroeid met ruigte en met een rijk insecten- en vogelleven. Een manier om natuur te ontwikkelen die gunstig is voor insecten is het omzetten van landbouwgronden in ruigte. Hier hoef je niets voor te doen. Het beheer moet er dan op gericht zijn om ruigte te creëren; dus geen grond afgraven maar de grond gewoon braakleggen (na verloop van een aantal jaren zal beperkt maaien en extensief begrazen nodig zijn om te sterke verruiging en bosvorming tegen te gaan). Ruigtevegetaties bevatten veel bloemplanten en daar profiteren heel veel nectarminnende insecten zoals vlinders en zweefvliegen, bijen en hommels van.braakliggende grond Dit is  dan ook weer gunstig voor bijvoorbeeld libellen  want die eten vliegen. Ook vogels (een aantal  soorten zoals boerenzwaluw en huiszwaluw,  veldleeuwerik neemt af vanwege een verminderd  insectenaanbod) profiteren van een toename van  insecten. Bekend zijn de zeer gunstige effecten die  de braaklegging van landbouwgronden in Noord  Oost Groningen heeft gehad op natuur in het
 algemeen en op het voorkomen van insecten. Landbouwgronden, eventueel grenzend aan bestaande natuurgebieden zouden door de overheid of door natuurbeherende instanties kunnen worden aangekocht.


Gefaseerd maaien, uitgekiend begrazingsbeheer
Het traditioneel maaibeheer van bermen, hooilanden (weidevogelgebieden) en beekdalen, samen toch meer dan 10% van het totale landoppervlak en voor 80% in beheer bij de overheid, de Provinciale landschappen en Natuurmonumenten houdt meestal in dat een te maaien perceel in één keer in zijn geheel wordt gemaaid. Hiermee wordt ook in één keer de gehele insectenpopulatie die zich in deze vegetatie bevindt inclusief larven, eieren en poppen vernietigd en/of afgevoerd en verdwijnt voedel en dekking voor volwassen insecten. Het duurt dan een aantal weken voordat het perceel of de berm weer langzaam geschikt wordt voor insecten. De insecten keren terug en gaan zich weer voorplanten. Als de ontwikkeling van het ei naar volwassen insect snel genoeg gaat dan is het effect minder nadelig. De voorplanting komt echter in de knel als insecten niet in staat zijn om de ontwikkelingsstadia te doorlopen tussen de maaibeurten in.

hooirol              pakken hooi

links:  Hooirol bij Haren in een weidevogelreservaat langs de Moarweg. Deze rollen zien we vooral in het najaar. De rollen worden na het maaien meestal direct afgevoerd. Hoeveel insecten, poppen, larven, en eieren zullen zich in één rol bevinden?   Rechts productiegrasland bij De Punt. In dergelijk grasland (vele maaibeurten per jaar) kunnen insecten zich bijna niet voortplanten.  
 
Maaien is echter een noodzaak want als je niet maait treedt na een paar jaar te sterke verruiging en bosvorming op en verdwijnen veel bloemplanten en insecten.
Om insecten in deze gebieden meer kansen te geven wordt gefaseerd maaien sterk aangeraden door bijvoorbeeld WUR, de Vlinderstichting en EIS (Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden).
Gefaseerd maaien houdt in dat je niet in een keer alles maait maar dat je bijvoorbeeld een derde deel van het te maaien perceel niet maait tijdens de maaibeurt. Een schema zou er zo uit kunnen zien:

                                        jaar 1                  jaar 2                 jaar 3

Noordelijk deel 

2x


0x


1x

Middendeel

1x


2x


0x

Zuidelijk deel

0x


1x


2x


In jaar 1 wordt het noordelijk deel 2 keer gemaaid, het middendeel 1 keer en het zuidelijk deel helemaal niet. Het volgende jaar het bovenste deel niet, het middendeel 2 x en het onderste deel 1x enz.
Een dergelijke werkwijze vergt echter een planning en goede instructies aan de uitvoerders en toezicht. We zien vaak dat als er wel gefaseerd wordt gemaaid dat dat in de zomermaanden wordt gedaan maar dat in het najaar alles nog eens wordt gemaaid. Vele insecten overwinteren echter als ei larve of pop in de vegetatie en bereiken dus nooit het volwassen stadium voor de maaibeurt in het najaar. Het gevolg daarvan is dat nakomelingen worden afgevoerd en dat leidt tot een steeds verdergaande afname. Een voorbeeld is het oranjetipje. Deze vlindersoort legt eitjes op pinksterbloemen die massaal kunnen groeien in hooilanden. De soort overwintert als pop in de vegetatie. Maaien en afvoeren van het maaisel in september/oktober is voor deze soort dus zeer ongunstig. Te overwegen valt om de overheden en andere beherende instanties maaiplannen te laten opstellen zodat toezicht op de uitvoering kan plaats vinden.


Begrazing wordt vaak toegepast als beheermaatregel. Vaak worden er grote begrazingseenheden ingesteld (minder onderhoud) en er ontstaat dan meestal een vrij eenvormige en vrij korte vegetatie die niet gunstig is voor insecten. Beter is het om rasters in te stellen zodat plaatselijk de vegetatie kan doorgroeien terwijl op andere plekken een zeer korte vegetatie kan onstaan. Door aanbrengen van rasters kan er beter gestuurd worden waardoor variatie in de vegetatiestructuur kan ontstaan in.