Loopkevers en klimaatverandering
De
stichting beheert en
verzorgt het langstlopende continue
ecologische waarnemingsprogramma van loopkevers ter wereld. De
wekelijkse vangsten zijn gestart in 1959 in twee gebieden in Drenthe:
het Mantingerveld en het Dwingelderveld. Het monitoringprogramma is
opgezet door het Biologisch station te Wijster en maakt deel uit van
een studie naar populatiedynamica van loopkevers. De bemonstering wordt
tot op de dag van vandaag voortgezet. De verzamelde data bieden een
groot aantal mogelijkheden om de ontwikkeling van loopkeverpopulaties
te bestuderen en daarbij te bepalen welke omgevingsvariabelen de
ontwikkeling in ruimte en tijd beïnvloed kunnen hebben. Op
basis
van deze unieke meetreeks heeft een uitgebreid onderzoek plaatsgevonden
(Prins, van Vliet en Vermeulen 2007) naar de effecten van verandering
in weer en klimaat op de fenologie en populatieontwikkeling van
loopkevers.
De centrale vraag
van deze studie was wat het effect van veranderingen in weer en klimaat
sinds 1959 geweest is
Mantingerveld © Alje
Woldering
We hebben in dit onderzoek de volgende onderzoeksvragen proberen
te beantwoorden:
- hoe groot zijn de klimatologische veranderingen in Drenthe geweest?
- hoe is de fenologie van loopkevers veranderd?
- hoe is de populatieomvang van loopkevers veranderd?
- hoe wordt de variatie in fenologie en populatieomvang van de loopkevers verklaard door de veranderingen in weer en klimaat?
Belangrijkste conclusies:
Temperatuur neerslag en zon in het huidige en voorgaande jaar hebben een grote invloed op het totaal aantal gevangen loopkevers en op de start en duur van het actieve seizoen.
Begin jaren '90 is er een significante toename van het aantal gevangen loopkevers geconstateerd. De oorzaak is waarschijnlijk een combinatie van plaggen en een duidelijke temperatuursstijging.
De laatste jaren vertonen vrijwel alle onderzochte soorten een duidelijke afname. Slechts vier soorten vertonen de laatste jaren een toename in aantallen gevangen kevers als gevolg van een stijging van de temperatuur en het aantal zonuren. Voor de andere soorten lijkt eens in de tien tot vijftien jaar plaggen de beste oplossing om de populatie op een hoog niveau te houden.
Natte, warme winters hebben een duidelijk negatieve invloed op diverse loopkeversoorten.
Hogere temperaturen en meer zon gedurende het actieve seizoen lijken de ontwikkelingssnelheid van volwassen individuen te vergroten, waardoor het einde van de actieve periode eerder bereikt wordt.
Klimaatverandering lijkt voornamlijk de actieve periode van dagactieve soorten te vervroegen.